Gemaakt door: Marciano Hendriks

Beddingen die verzanden, meanders die worden afgesneden en dijken die doorbreken; kortom een rivier die zonder pardon zijn loop verlegt en doet waar hij zin in heeft. Door het reguleren van ons rivierengebied is dit bijna niet meer voor te stellen. Echter, dit was honderden jaren niet meer dan gebruikelijk. Dit gold ook voor de Rijn en het gebied waar hij het huidige Nederland binnenstroomt. We gaan terug in de tijd en kijken naar wat de veranderingen in rivierlopen van de Rijn in het gebied rondom Lobith met zich mee hebben gebracht.

Lobede

Door de eeuwen heen kent de Rijn in het gebied rondom het huidige Lobith vele verschillende lopen. In de 13e eeuw lag het splitsingspunt veel oostelijker dan vandaag de dag. De hoofdstroom van de Rijn splitste zich hier op in de Neder-Rijn en de Waal en vormde het begin van de Rijndelta. De Neder-Rijn boog af naar het noorden en de Waal bracht het wassende Rijnwater meer in zuidwestelijke richting (zie afbeelding 1). Dit soort riviersplitsingen waren en zijn al eeuwen lang van ontzettend strategisch belang en wie het in handen had kon passerende schepen controleren en tol laten betalen. Zo ook bij Lobede, dat aan de voet van de Elterberg tussen het huidige Lobith en Spijk was gelegen. In 1222 kreeg de graaf Gerard lll van Gelre toestemming van de Pruisische keizer Frederik ll om hier een tol te vestigen en ging het dienen als vervanging van de tol te Arnhem. De tol werd geheven vanuit een boerderijachtig huis genaamd ‘Vronenhoff’.

Afbeelding 1 Rivierlopen Rijn bij Lobith in de 13e tm 16e en 20e eeuw

Tolhuys

In de 14e eeuw bewees de Rijn weer eens een eigen wil te hebben en veranderde wederom van koers. Het splitsingspunt schoof een aantal kilometer op naar het westen en kwam hierdoor iets ten zuiden van het huidige Lobith te liggen (zie afbeelding 1 en 2) Om deze reden werd de tol in 1307, met goedkeuring van keizer Albrecht van Pruisen, verplaatst naar de westoever van de Neder-Rijn. De graven van Gelre bezaten op deze plek reeds een huis op den tragel (lage kade). In de jaren die volgden werd dit langzamerhand uitgebouwd tot een waar kasteel met bijbehorende donjon (ronde verdedigingstoren) dat de naam ‘Kasteel op ten Tragel’ kreeg. Later is men dit door zijn functie ‘het Tolhuys’ gaan noemen. De Neder-Rijn werd ter hoogte van het Tolhuys afgebakend met houten palen zodat ieder passerend schip verplicht werd tol te betalen. In de beginjaren passeerden er jaarlijks 1800 tot 2000 tol betalende schepen. De schippers betraden het kasteel door middel van ‘het Schipperspoortje’, dat vandaag de dag het enige (nog zichtbare) restant is van deze machtige vesting.

Afbeelding 2 Splitsingspunt Waal en Neder-Rijn bij Tolhuys in 1557 (door cartograaf Christiaan Sgrooten)

Het befaamde kasteel deed eeuwenlang dienst als watertol en kende verschillende eigenaren. In 1477 werd het Tolhuys door Karel de Stoute, hertog van Bourgondië, verpand van het hertogdom Gelre aan het hertogdom Kleef. Karel wilde op deze manier Jan I van Kleef bedanken voor zijn steun in zijn strijd tegen Gelre. Gelre heeft de aanspraak van Kleef op de regio rondom het kasteel lange tijd betwist omdat het de verpanding door Karel niet erkende. Totdat stadhouder Prins Willem III in 1680 de knoop doorhakte en liet weten dat hij de grenskwestie tussen de hertogdommen Gelre en Kleef als afgedaan beschouwde. Hij wilde namelijk de keurvorst van Brandenburg, die inmiddels eigenaar was geworden het Tolhuys en omgeving, niet tegen zich in het harnas jagen.

Doordat het splitsingspunt van Rijn en Waal zich in de loop van de 16e eeuw steeds verder naar het zuiden liet afzakken (zie afbeelding 1, 7 en 14) én de Neder-Rijn langzamerhand verzandde en dus onbegaanbaarder werd voor grote schepen verloor het Tolhuys zijn functie als watertol. In 1596 werd hierdoor een nieuw tolkantoor, het zogenoemde ‘Zollhutgen’, gevestigd halverwege de Boterdijk naar Schenkenschans, daar waar het huidige Tolkamer is gelegen. Ook werd er tol geheven vanuit Schenkenschans, hierover meer in ‘Schenkenschans’. Het Tolhuys werd hierna alleen nog gebruikt als uitvalsbasis voor rondtrekkende militairen.

De vesting werd grotendeels verwoest nadat de Franse ‘Zonnekoning’ Lodewijk XIV met zijn leger op de ochtend van 12 juni 1672 (het Rampjaar) de Neder-Rijn was overgestoken. Het werd samen met de omliggende huizen in brand gestoken om de soldaten na de overtocht te laten drogen en opwarmen. Redelijk gehavend bleef het kasteel bestaan tot 1725, toen de restanten tezamen met de donjon werden afgebroken en gebruikt als bouwmateriaal voor de huizen aan, onder andere, de Königsdeich (Dorpsdijk). Later wordt er op de fundamenten de R.K. kerk gebouwd.

Afbeelding 3 Kasteel het Tolhuys te Lobith in ca. 1635

Schenkenschans

In 1539 brak de Rijn door ter hoogte van het ‘Vossegat’ (zie afbeelding 5) en ontstond er een nieuwe hoofdstroom. Hierdoor werd een stuk land ingesloten en ontstond er een eiland dat de naam ‘Voshol’ kreeg. In 1586 liet veldheer Maarten Schenk van Nydeggen op het uiterste puntje van de landtong, waar een nieuwe riviersplitsing was ontstaan, de bestaande burcht uitbouwen tot een vesting genaamd ‘Schenkenschans’, waar sindsdien ook tol werd geheven. De vesting had een grote betekenis in dit strategisch gelegen gebied en werd als ‘toegangspoort’ tot de Republiek lange tijd als onneembaar gezien. Dat blijkt ook uit de volgende woorden van de Spaanse opperbevelhebber Don Bernardino de Mendoza die hij in 1599 uitsprak: ‘’Is huyden de sleutel van de Eylanden. Indien wij dat vercrijgen, so maken wij ons meester van de Wael en den Rijn en binden geheel Nederland de handen en voeten; wij laten de IJssel afgesneden met vier steden als Zutpen, Deventer, Zwol en Kampen tot aen de Zee, dewelke aldaer de Zuyderzee genoemt werd. Met twee bruggen, die wij maken, de eene over de Wale en d’ander over den Rijn en zijn meester van alle ’t gene tusschen die twee Rivieren leyt.’’.

Afbeelding 4 Beleg van Schenkenschans (1635-1636). Splitsingspunt Neder-Rijn en Waal

Afbeelding 5 Ontstaan eiland Voshol door doorbraak bij Vossegat in 1539

Het Rijnwater verkoos aan het begin van de 17e eeuw steeds vaker voor de zuidelijke stroom van de Waal waardoor de noordelijke in omvang afnam. In 1605 werd deze zelfs afgedamd en was het Voshol geen eiland meer. Dit valt goed te zien op afbeelding 6, hier wordt de situatie van de riviersplitsing in 1635/36 weergegeven en is duidelijk zichtbaar dat de voormalige noordelijke meander van de Waal ten westen van het Tolhuys is afgedamd. Deze kaart is overigens zuid-noord georiënteerd. Door deze nieuwe situatie kwam het splitsingspunt van Neder-Rijn en Waal dus volledig bij Schenkenschans te liggen en verplaatste de riviertol van het Tolhuys naar hier. Dit is in 1536 prachtig op het doek gebracht door Gerrit van Santen (zie afbeelding 4). Op het schilderij is het Beleg van Schenkenschans weergegeven. Ook geeft dit een goede weergave van het splitsingspunt, met links op de achtergrond het Tolhuys en centraal achter de vesting Schenkenschans de Elterberg. Destijds liep er tevens een dijk genaamd “de Boterdijk” vanaf het Tolhuys naar de vesting Schenkenschans.

Afbeelding 6 Riviersplitsing Neder-Rijn en Waal (1635-1636)

Afbeelding 7 Rivierlopen Rijn bij Lobith in de 16e, 17e en 20e eeuw

Zollkammer

De Boterdijk werd bij een doorbraak in 1711 (zie afbeelding 8) volledig weggeslagen en de stroom vond een bedding ten noorden van Schenkenschans. De landverbinding tussen het Tolhuys en Schenkenschans was hierdoor dus verloren gegaan en het Lobithsche tol- en licentiekantoor kreeg nu iets zuidelijker een nieuw onderkomen. Al gauw werden hier woningen omheen gebouwd. Hier stond reeds het in 1596 gestichte Zollhutgen, dat op afbeelding 8 wordt aangegeven als ‘Nieuwe Tolhuis’. Hiermee werd de grondslag gelegd voor het latere dorp Zollkammer (het huidige Tolkamer). Over het vervolg van de tolheffing in Tolkamer meer in ‘De getemde rivier’.

Afbeelding 8 Doorbraak Boterdijk en landverbinding met Schenkenschans in 1711

Menselijk ingrijpen

Naast veranderingen door natuurlijke processen is de mens tevens zeer bepalend geweest daar waar de Rijndelta wordt geboren. Door kennistoename werden dijken steeds sterker en groef de mens kanalen ter bevordering van de doorstroom van het Rijnwater, de defensie van Nederland en de scheepvaart.

Pannerdensch Kanaal
De militaire dreiging vanuit Frankrijk eind 17e eeuw is de directe aanleiding voor de aanleg van het Pannerdensch Kanaal. De Neder-Rijn en IJssel zijn doorwaadbaar en daardoor zwakke plaatsen in de defensie van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. De situatie voor de scheepvaart is daarnaast een belangrijke bijkomstigheid. Het graven begon in 1703 en was de eerste rivierkundige ingreep van Rijkswaterstaat. De formele oplevering van het bevaarbare kanaal was 14 november 1707, maar in feite had de natuur het kanaal al in de nacht van 19 op 20 augustus 1707 voor de scheepvaart geopend. Dankzij de aanleg van het Pannerdens Kanaal (Nieuwe Rijn) worden Neder-Rijn en IJssel beter bevaarbaar. Het oude bed van de Neder-Rijn staat sindsdien bekend als de Oude Rijn. Gedurende de eerste zestig jaar na de aanleg van het kanaal heeft de aanleg echter een rampzalige invloed op de hoogwaterveiligheid. Talrijke dijkdoorbraken in de 18e eeuw zijn een direct gevolg van de aanleg van het Pannerdensch Kanaal. In de loop der tijd is de rol van het kanaal voor de waterhuishouding echter drastisch gewijzigd en is het nu de “hoofdkraan van Nederland”. De standaard afvoerverdeling van het Rijnwater is op het eerste splitsingspunt, de Pannerdense Kop bij Fort Pannerden, twee derde naar de Waal en een derde naar het Pannerdensch Kanaal. Op het tweede splitsingspunt, tussen Huissen en Westervoort, gaat twee negende (2/3 van 1/3) van het Rijnwater naar de Neder-Rijn en een negende (1/3 van 1/3) naar de IJssel (zie afbeelding 9).

Afbeelding 9 Nieuwe verdeling van het Rijnwater door aanleg Pannerdensch Kanaal

Bijlandsch Kanaal
In de loop van de 18e eeuw ontstaat er tussen Herwen en Bimmen een relatief grote en scherpe meander in de Waal (zie afbeelding 10 en 11). Deze meander bleef groeien met als gevolg dat in de winter van 1773 de Waaldijk doorbrak en Oud-Herwen werd weggespoeld door het rivierwater. Naast de Waaldijk dreigde de verderop gelegen dijk van de Oude Rijn ook te breken. Een doorbraak van deze dijk zou een grote hoeveelheid water van de Boven-Waal in de Neder-Rijn, Lek en IJssel terechtkomen, meer dan de dijken van die rivieren aankonden. Men bedacht dat door het afsnijden van deze alsmaar groeiende meander het rivierwater beter gereguleerd zou worden. Hierdoor werd de verhouding tussen Waal en Neder-Rijn beter beheersbaar, werden overstromingen voorkomen en werd de scheepvaart een lange bocht onthouden. In 1773 begon men met het graven van het Bijlandsch Kanaal, dat in eerste instantie nog niet in verbinding stond met de natuurlijke rivier. In de winter van 1775 sneed het kruiende ijs een weg door de ondiepe geul en vormde het uiteindelijke kanaal dat in 1776 werd opgeleverd.

Afbeelding-10-Groeiende-meander-tussen-Bimmen-en-Herwen-in-1750

Het Bijlandsch Kanaal heeft een lengte van 3 kilometer en begint daar waar de Oude Waal zich van de hoofdstroom splitst. Hij eindigt vervolgens ter hoogte van Millingen aan de Rijn waar de Oude Waal zijn monding vindt. In het huidige landschap zijn nog restanten zichtbaar van de snelgroeiende 18e-eeuwse meander. Rondom de recreatieplas ‘de Bijland’ ligt namelijk de Oude Waal, die loopt vanaf iets ten noorden van het dorp Tolkamer tot aan het Bijlandsch Kanaal, waar hij uitmondt. Door het graven van het Bijlandsch en het Pannerdensch Kanaal is er een stuk land bijna volledig ingesloten door rivieren en rivierstrangen. Het riviereneiland dat hierdoor werd gevormd kreeg de naam ‘het Gelders Eiland’.

Afbeelding 11 Ondergang Oud-Herwen door groeiende meander

De getemde rivier

Na het graven van het Bijlandsch Kanaal zijn er geen grote veranderingen meer in de loop van de Rijn en zijn splitsingspunt. Tot het moment dat Lobith, Tolkamer en Spijk worden toegevoegd aan het Koninkrijk der Nederlanden (1817) wordt er in Tolkamer tol geheven. Eenmaal onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden ontstond er een geheel nieuwe wetgeving voor het heffen van invoerrechten aan de grens en werd het systeem van konvooien en licenten afgeschaft. De wet 1817 werd in 1819 en 1821 gewijzigd en in 1862 vervangen door een geheel nieuwe wetgeving die, met wijzigingen en aanpassingen, van kracht is geweest tot 1 oktober 1962 en toen vervangen werd door de thans geldende ‘’Algemene wet inzake douane en accijnzen’’. Tot het tekenen van het verdrag van Schengen in 1993 worden passerende schepen gecontroleerd. Nadien is de grens opengesteld voor vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen. De douanecontroles in Tolkamer werden gecoördineerd vanuit het in 1905 gebouwde douanekantoor (zie afbeelding 12). De personen en goederen van de passerende schepen werden gecontroleerd en er werd ‘ingeklaard’ (het vervullen van douaneformaliteiten). Doordat de schippers hier door de controle soms voor langere tijd moesten verblijven deden ze in Tolkamer hun inkopen bij de vele slagers, bakkers, kruidenierswinkels en kledingwinkels die het dorp rijk was. Voor de post en een alcoholische versnapering kon men terecht in een van de dertien cafés.

Afbeelding 12 Het douanekantoor te Tolkamer bij hoogwater in 1920

Op het Congres van Wenen in 1815 werden na de val van Napoleon (1814) naoorlogse grenzen gewijzigd, grondwetten ingevoerd en middelgrote staten opgeheven of opgericht. Dit had grote invloed op het gebied rond het splitsingspunt van Rijn en Waal. In 1816 werden een aantal Kleefse enclaves toegevoegd aan het Koninkrijk der Nederland, echter werden Tolkamer, Lobith en Spijk vergeten en enige tijd later (begin 1817) alsnog overgedragen. Dit alles betekende dus een aantal drastische grenswijzigingen voor het gebied, waarin rivieren en rivierstrangen vaak van belang waren. Allereerst loopt de grens vanaf Boven-Spijk in de lengterichting door het midden van de rivier (Rijn en Bijlandsch Kanaal) tot aan Millingen aan de Rijn. Grensrivier de Wildt vormt dan de grens totdat de waterloop uitmondt in de Oude Rijn, waarna deze ‘dode rivier’ de grens vormt. Stroomafwaarts bevindt zich aan de rechterzijde van de Oude Rijn de Houberg (Erfkamerlingschap); nog een stukje Nederlands territorium. Tot voorbij de ‘Kiekuit’ op Grondstein is de Oude Rijn grens en eindigt dan waar het grondgebied bij de brug over de Oude Rijn (burgemeester Bruns brug) gemarkeerd door grensstenen overgaat in de gemeente Zevenaar.

Afbeelding 13 Huidige loop van de Rijn bij Lobith en Tolkamer

Afbeelding 14 Overzicht loop van de Rijn bij Lobith door de eeuwen heen